Macht en prestige
Aan de eigendom van het huis was een groot aantal erfelijke regalia en heerlijke rechten verbonden. De heer van Almelo kon een deel van de burgemeesters aanstellen, bezat het recht van de lage en hoge rechtspraak, benoemde ambtenaren en dominees en verleende aan de stad stadsrechten en het recht van het houden van weekmarkten.
De eigenaren van de heerlijkheid Almelo bestuurden in hun gebied zo’n vierduizend inwoners.
Het bezit van de heerlijkheid verschafte de familie Van Rechteren niet alleen politiek prestige maar ook uitgebreide macht. Het politieke bewind werd door de heer persoonlijk uitgevoerd. De verstandhouding tussen de heer van Almelo en de stad stond meerdere malen onder druk door uiteenlopende belangen. De heer van Almelo trachtte zoveel mogelijk zijn invloed te laten gelden, terwijl de burgerij daarentegen steeds vaker vrijheid van handelen eiste.
Tijdens het bestuur van Adolph Hendrik graaf van Rechteren ontstonden plannen voor de bouw van een nieuwe kerk. Na zijn overlijden in 1731 werden de plannen door zijn zoon Adolph Philip Zeger van Rechteren tot uitvoering gebracht en kon de kerk in 1738 in gebruik worden genomen. Competentie- en territoriumgeschillen leidden regelmatig tot conflicten met de drost van Twente en de Staten van Overijssel. Pas na de inval van de Fransen in 1795 zou een einde komen aan de zelfstandige positie die de heerlijkheid bezat binnen de provincie Overijssel.
Vanaf de negentiende eeuw veranderde de positie van het Huis Almelo. Veel van hun invloed die de heren van Almelo voor 1795 bezaten moesten ze inleveren. Men hield zich voortaan hoofdzakelijk bezig met het beheer van het landgoed. De aandacht kwam nu meer te liggen op de ontginning van woeste gronden, modernisering van de boerderijen en ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid. Omstreeks het midden van de 19e eeuw bezat Huize Almelo ruim 100 boerderijen en besloeg het totale grondbezit ruim 2800 ha. verspreid over de gemeenten Almelo, Borne, Wierden Vriezenveen en Tubbergen.