Geschiedenis

Na de afscheiding van België in 1830 had Nederland ineens geen textielindustrie meer. Doordat het product essentieel was voor onze koloniën kreeg de Nederlandse Handels Maatschappij opdracht een nieuw gebied aan te wijzen om textielindustrie te ontwikkelen. Dat werd Twente. Loop je vandaag de dag door Almelo dan kom je die geschiedenis nog overal tegen.

Stad van wevers en spinners

Redenen om de textielindustrie naar Twente te brengen waren de lage lonen en een bevolking die bekend was met spinnen en weven. De oorsprong daarvan lag in het boerenbedrijf. Spinnen en weven deed men daar voor eigen gebruik. Slimme handelaren zagen een kans en begonnen als fabrikeurs dienst te doen. Ze bezorgden garen, de boeren weefden voor een bijverdienste en de fabrikeurs verkochten het geweven doek. Ze gingen zelfs nog een stapje verder… Want waarom niet een grote groep wevers bij elkaar zetten zodat ze de hele dag productie kunnen draaien? Het scheelt reistijd, geld en je kon toezicht houden op het proces. Zo ontstond de eerste fabrikant en werd Almelo onderdeel van de Twentse textielindustrie.

Met bootjes naar Almelo

Almelo had in die tijd nog een infrastructuur van niks, maar je kon wèl met scheepjes naar Almelo. Er bestond namelijk een geregelde vaardienst op Zwolle voor personen en goederen. De grootste drukte van deze in- en uitvoer was aan de Werf, bij de Schutsluis op de Aa. Ongeveer waar je nu Proeflokaal België vindt. Door de kanalen die halverwege de 19e eeuw werden aangelegd, werd Almelo nog beter bereikbaar. Kleine fabriekjes groeiden daardoor enorm en in 1830 bouwde de firma Hofkes & Co de eerste echte fabriek. Ze waren ook meteen de eerste in de Noordelijke Nederlanden die stoomkracht gebruikten voor de aandrijving van katoenspinmachines. Ondanks de vliegende start van het bedrijf ging Hofkes in 1855 ten onder.

Fabriek van formaat

Het tweede bedrijf dat ‘op stoom’ kwam was de Koninklijke Stoomweverij van de familie Salomonson in Nijverdal. Het begin van de 19e eeuw groeide de onderneming uit tot een enorm textielbedrijf met grote fabriekscomplexen. Zo waren er destijds nog veel meer. Bijvoorbeeld de Gebroeders Scholten & Co.(1859), zij weefden onbedrukte witte katoen, cambrics, voor Indische batikkerijen. Hedeman (1880) die stoffen maakte voor C&A en V&D. Toen in 1957 Ten Cate met de KSW fuseerde, was dat de eerste naoorlogse industriële fusie in Nederland: De Koninklijke Nijverdal - Ten Cate. Anno 2016 staat nog steeds het hoofdkantoor van Ten Cate in Almelo!

Confectie voor de arbeiders

Waar textielindustrie is, is confectie-industrie. Aan arbeiders, die wel weinig maar toch een geregeld inkomen hadden, was het goed overhemden en schorten verkopen. In Nederland waren drie confectiecentra: Groningen, Amsterdam maar de grootste vond je in Almelo.

Bendien Smits was de grootste (1888). Na twee jaar gingen de oprichters uit elkaar. In 1890 start Bendien’s Confectiefabrieken, dat uitgroeide tot een enorm bedrijf. De LTM of Eltem met kostuums voor heren en de modieuze lijn Eltinette voor dames. Confectie was booming en meisjes werkten liever in de confectie dan in de textiel. Het klonk namelijk chiquer!

Van plaggenhut naar arbeiderswoning

De meeste fabrieksarbeiders kwamen uit de noordelijke provincies. Alles beter dan armoe en een plaggenhut. De verbeterde leefomstandigheden in 1950-1960 waren voor veel textielarbeiders reden om iets beters voor hun kinderen te zoeken. Almelo moest in rap tempo woningen bouwen. Er ontstonden hele arbeidswijken. Hoewel gemoderniseerd worden vandaag de dag die woningen nog steeds verhuurd door de woningcorporaties. Met het succes van de textielindustrie ontstond ook de behoefte naar meer mankracht. Nieuwe arbeidskrachten werden opgetrommeld: Italianen en Spanjaarden, later Turken en Marokkanen. Allemaal dragen ze bij aan de culturele diversiteit van het huidige Almelo.

Zichtbaar verleden

Maar aan alles komt een eind. Doordat in het buitenland goedkoper geproduceerd kon worden, zakte de industrietak in de jaren 1960 in elkaar. De massaontslagen in de jaren 60 en 70 zorgden voor donkere tijden. Alleen Nijverdal - Ten Cate kon blijven produceren in Almelo doordat het investeerde in andere producten. Het hoofdkantoor bleef tot afgelopen jaar in Almelo.

Gelukkig zijn vandaag de dag de resten van de dicht in het centrum gebouwde fabrieken nog zichtbaar en straatnamen te duiden. Het Twenthe-complex, de stoftoren bij ‘Indië, de schoorsteen bij restaurant Kreta en Het Torentje bij rechtbank. Het zijn voor Almelo belangrijke herinneringen aan een vervlogen tijd. Een die bepalend was voor het DNA de stad en het collectief geheugen van zijn inwoners.

Akkoord

Wij vragen jouw akkoord voor het gebruik van cookies op onze website. Sommige cookies plaatsen we om de website goed te laten werken. Onze website maakt ook van cookies van derden gebruik om jou een prettige ervaring op onze online kanalen aan te bieden. Zodat je berichten op social media kunt delen bijvoorbeeld. Of om relevante advertenties te kunnen tonen op websites van derden. Deze cookies verzamelen mogelijk gegevens buiten onze website. Door op 'akkoord' te klikken ga je akkoord met het plaatsen van deze cookies. Meer informatie is beschikbaar in ons privacy- en cookiebeleid. Privacy- en cookiebeleid